Zoetekoeke: peperkoek.
Zeem: honing.
Frezen: aardbeien.
Gernoare: een garnaal.
Stuten: boterhammen.
Gekapt: gehakt vlees.
E piente: een pintje bier.
Lukke: boterwafeltje. (gekend van Jules Destrooper uit Lo)
Peerdooge: spiegelei.
Negerinnetetten: bij ons vooral gekend als Melo-Cakes of negerzoen.
Citer of siter: gele limonade.
Poteten: algemene benaming voor een warme maaltijd.
Schamele kost: 't is maar triestig van eten.
Sturten: morsen met eten of drinken.
't Is van lek me liptje: het is om de vingers van af te likken, heel lekker.
De vromenschen zien bezig mé e lekkere toarte ant maken. (de vrouwen zijn bezig met een lekkere taart aan het maken) |