dinsdag 10 maart 2020

Menoge (huishouden)




Wosandje: washandje.

Sarze: deken voor op het bed.

Fersjette: vork, deel van het bestek.

Canacière: boekentas.

Sjarette of voiture: kinderwagen of buggy.

Schof: lade.

Schuttels: de afwas of de vaat.

Schutteldoek: vaatdoek.

Ruuscher: harde borstel.

Lattestoor: rolluik.

E zwientje en 't vuulblek: handborstel en vuilblik.

Seule en e dweel: emmer en dweil.

Trekker en bustel: vloertrekker en borstel of bezem.

Schuttelmachiene: vaatwasmachine.

De woste opangen.
(de was ophangen)