Kakkernestje - het jongste kind van het gezin.
Cannasière of carnassière - boekentas.
Schufelette - een fluitje.
Battern - jongeren die op de vuist gaan.
Jutekakoo - schommel.
Marbels - knikkers.
Marbelen - knikkeren.
E bedorven stroent - een verwend kind.
't Freubelschooltje - de kleuterschool.
E schietlap - een katapult.
Trontinette - een autoped.
Billekarre - trapauto, vooral gebruikt aan de zee.
Katje duuk spele'n - verstoppertje spelen.
Gift em moar een pandoering - geef hem maar een draai rond zijn oren.
E voyage geven - een pak slaag geven.
E cannasière, è porteplume, è cahier en crayons adden wieder nodieg int schole. (een boekentas, een vulpen, een schrift en potloden hadden wij nodig in school) |